dinsdag 17 januari 2012

Strafbare deelneming aan delicten in schema

Vooraf:

Ons strafrecht kent verschillende deelnemingsvormen. De meeste 'deelnemers' aan strafbare feiten worden in beginsel even strafwaardig geacht als de directe 'pleger' van het delict (met uitzondering van medeplichtigheid, waarbij de maximum straf die op het desbetreffende delict is gesteld, met 1/3 wordt verminderd).
Het betreft: medeplegen, doen plegen, uitlokking en medeplichtigheid.
Plegers, medeplegers, doen plegers en uitlokkers worden als 'daders' aangemerkt (medeplichtigen niet)
Overigens kent ons strafrecht daarnaast nog enkele andere (in afzonderlijke delictsomschrijvingen opgenomen 'bijzondere') deelnemingsvormen die een strafverzwarend ('kwalificerend') effect hebben. Vgl. diefstal in vereniging in art. 311 Sr.
Ook kan nog worden gewezen op het zgn. 'functioneel daderschap', dat ook als een deelnemingsvorm kan worden beschouwd. Dat geldt ook voor het daderschap van de rechtspersoon en de feitelijk leidinggevende of opdrachtgever. Daarop heeft dit overzicht geen betrekking (zie elders).


Strafbare deelneming:

Vereisten voor strafbare deelneming aan een delict

1.                Accessoriteit
(er moet een strafbaar grondfeit, of een strafbare voorbereiding/poging daartoe, tot stand zijn gekomen; er moet dus – wil er sprake zijn van strafbare deelneming – daadwerkelijk een strafbaar feit zijn gepleegd)

N.B.: voor sommige (nieuwe) ‘deelnemingsvarianten’ geldt dit vereiste niet. Vgl. het nieuwe art. 141a Sr: ‘het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen’. Dat lijkt op medeplichtigheid, uitlokking of medeplegen. Verschil is, dat voor strafbaarheid op grond van art. 141a Sr niet is vereist dat dit ‘aanzetten’ tot het plegen van geweld ook daadwerkelijk tot een strafbaar feit leidt.

2.                Opzet op de deelneming zelf
(dus opzet op het medeplegen, doen plegen, uitlokken, of medeplichtigheid)

3.                Opzet op het grondfeit, dus op het delict waartoe wordt deelgenomen
(maar dat geldt niet onverkort voor culpose delicten, misdrijven met geobjectiveerde bestanddelen en overtredingen. Er moet dan – voor strafbaar ‘doen plegen’ en ‘medeplegen’ – in ieder geval sprake zijn van opzet op de gevaarlijke of verboden gedraging die aan deze (o.a. culpose) delicten ten grondslag ligt)


Vloeiende grenzen; waar ligt het onderscheid:

Uitlokking vs. doen plegen:
Uitlokking: de uitgelokte (pleger) is zelf ook strafbaar
Doen plegen: de onmiddellijke pleger is zelf niet strafbaar

Uitlokking vs. medeplichtigheid:
Uitlokking: het voornemen tot het plegen van het strafbare feit wordt door de uitlokker bij de uitgelokte gewekt (het initiatief ligt dus bij de uitlokker)
Medeplichtigheid: het voornemen tot het plegen van het strafbare feit bestond reeds bij de pleger (het plan komt niet van de medeplichtige maar van de pleger. De medeplichtige verleent slechts hulp). Met name de ‘voorafgaande medeplichtigheid’ leunt dicht aan tegen uitlokking.

Medeplegen vs. medeplichtigheid
Medeplegen: volwaardig aandeel in de gezamenlijke uitvoering van het gezamenlijke criminele plan
Medeplichtigheid: het aandeel is beperkt tot voorbereidings- of ondersteuningshandelingen. Met name de ‘gelijktijdige medeplichtigheid’ leunt dicht aan tegen medeplegen.


Medeplegen

Verschillende varianten:

a)                    
Alle deelnemers vervullen elk voor zich de hele delictsomschrijving
b)                     
Er is sprake van een gezamenlijk plan, waarbij elk van de medeplegers een bijdrage levert aan het vervullen van (alle) delictsbestanddelen (vgl. het vasthouden van het slachtoffer tijdens een mishandeling)
c)                    
Er is sprake van een gezamenlijk plan, waarbij elk van de medeplegers een deel van de delictsbestanddelen vervult.


Criteria voor strafbaar medeplegen:
Bewuste, nauwe en volledige samenwerking


Indicaties voor de vereiste intensiteit van de bewuste samenwerking:
                    
-          er is sprake van een gezamenlijk plan (een gezamenlijk beramen van het strafbare feit)
-          het plan wordt gezamenlijk uitgevoerd
-          elke deelnemer vervult daarbij een volwaardige, substantiële rol
-          er is sprake van een taakverdeling
-          de rollen zijn inwisselbaar (de rolverdeling is toevallig; de rolverdeling was bijvoorbeeld niet relevant voor de verdeling van de opbrengsten).
-          er is sprake van eerdere samenwerking met dezelfde rolverdeling
-          de betrokkene heeft zich op relevante momenten niet gedistantieerd (de ‘bewuste samenwerking’ kan dus ook stilzwijgend) en/of was op belangrijke momenten aanwezig (overigens is lijfelijke aanwezigheid niet doorslaggevend)
-          andere aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat betrokkene de causale reeks van gebeurtenissen rechtstreeks (mede) heeft beïnvloed.            

N.B.: Als een 'bijdrage' van een deelnemer naar haar uiterlijke verschijningsvorm meer weg heeft van medeplichtingheid dan van medeplegen (bijvoorbeeld: vooraf inlichtingen verstrekken, op de uitkijk staan, de dader helpen te vluchten, etc.), maar de rechter toch 'medeplegen' bewezen verklaart, worden er - aldus de HR - hoge eisen gesteld aan de motivering daarvan, met een verwijzing naar de hierboven opgesomde indicaties. (Zie overzichtsarrest HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:3474 en enkele daarop voortbordurende latere arresten; Zie ook NJB 2015, no. 15, p. 958)                
                     
Medeplichtigheid

Varianten:
                    
Voorafgaande (consecutieve) medeplichtigheid: het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf;
                    
Gelijktijdige (simultane) medeplichtigheid: het opzettelijk behulpzaam zijn bij  het plegen van het misdrijf (dat kan overigens ook heel goed d.m.v. het verschaffen van middelen e.d., ook al rept art. 48 onder 1e daar niet van).

De betekenis van het onderscheid is maar zeer betrekkelijk.

Criteria:

Er moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het behulpzaam zijn tot/bij het plegen van het desbetreffende delict.
Daarnaast moet er sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het delict zelf.

In de jurisprudentie is ook ‘passieve medeplichtigheid aanvaard: het opzettelijk nalaten, terwijl handelen was geboden (en ook mogelijk was) op grond van een rechtens erkende zorgplicht of een voorafgaand handelen.

De strafrechtelijke aansprakelijkheid

Ook voor medeplichtigheid geldt, dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid niet verder reikt dan waarop het opzet was gericht. Art. 49-4 regelt dat op een bijzondere wijze:

Als de pleger ‘verder gaat’ dan de medeplichtige had verwacht, dan volgt de medeplichtige de pleger wél m.b.t. de kwalificatie van het feit, maar wordt de strafmaat bepaald o.g.v. de handelingen die hij opzettelijk gemakkelijk heeft gemaakt.
(B.v.: medeplichtigheid aan zware mishandeling beoogd; pleger maakt zich met zijn hulp schuldig aan moord. Medeplichtige veroordeeld voor medeplichtigheid aan moord, maar strafmaat o.g.v. zware mishandeling.)

De eventuele kwalificerende (geobjectiveerde) gevolgen worden wél in rekening gebracht.

Echter, als de pleger een geheel ander delict pleegt dan de medeplichtige had verwacht, is er geen sprake van strafbare medeplichtigheid.


Medeplichtigheid aan strafbare poging of voorbereiding

Als de pleger niet verder komt dan een strafbare poging, dan wordt dat ook verdisconteerd in de strafmaat m.b.t. de medeplichtige:
2/3 x 2/3 = 4/9.

Dat geldt ook als de pleger niet verder komt dan strafbare voorbereiding:
2/3 x ½ = 1/3

(Zoals bleek is medeplichtigheid – evenals andere vormen van deelneming – aan poging/voorbereiding van een strafbaar feit mogelijk. Andersom niet, met uitzondering van poging tot uitlokking/doen plegen (art. 46a Sr). Ook is medeplichtigheid aan poging tot uitlokking (art. 46a Sr) denkbaar).


Doen Plegen

1.                 
De onmiddellijke pleger (de ‘uitvoerder’) is niet strafbaar ter zake van het desbetreffende delict.
2.                 
Geen speciale middelen vereist.
3.                 
Voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de doen pleger is zijn (evt. voorwaardelijke) opzet (en niet de accessoriteit) doorslaggevend.
Dat geldt zowel voor het geval de onmiddellijke pleger verder gaat dan de doen pleger had beoogd/gedacht, als voor het geval de doen pleger minder ver gaat dan de doen pleger had beoogd/gedacht. (Voorbeeld: doen plegen van moord, terwijl de ‘uitvoerder’ hooguit ‘dood door schuld’ kan worden verweten)

Als de onmiddellijke pleger een geheel ander delict pleegt, is de doen pleger daarvoor niet strafrechtelijk aansprakelijk, maar rest nog wel de mogelijkheid van art. 46a: poging tot uitlokking of poging tot doen plegen (van het beoogde delict.)

Uitlokking

1.                 
De uitgelokte is ook strafbaar.
2.                 
Limitatief in de wet opgesomde (maar ruim omschreven en ruim te interpreteren) uitlokkingsmiddelen:
3.                 
Bij uitlokking speelt de accessoriteit een relatief grotere rol dan bij doen plegen; het opzet van de uitlokker is niet altijd doorslaggevend voor zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid (als de uitgelokte minder ver gaat dan de uitlokker had beoogd, ‘volgt’ de uitlokker de kwalificatie van het delict dat door de uitgelokte pleger is gepleegd. Dat geldt ook voor de vrijwillige terugtred van de uitgelokte. In dat geval is de uitlokker niet strafbaar wegens uitlokking maar eventueel wel wegens poging uitlokking van art. 46a Sr) Andersom (dus als de uitgelokte verder gaat dan de uitlokker voor ogen stond) geldt dit alles overigens niet!
In het voorbeeld hierboven – bij doen plegen – zou de uitlokker worden veroordeeld voor het uitlokken van dood door schuld i.p.v. uitlokken van moord )
Hiermee wijkt uitlokking dus af van doen plegen, waar het accent relatief meer op het opzet ligt.

In de literatuur wordt tegenwoordig geen scherp onderscheid meer gemaakt tussen uitlokking en doen plegen

De verschillende combinaties nog eens op een rijtje

Strafbare poging tot voorbereiding en voorbereiding van poging:
Niet mogelijk (art. 45 en 46 niet te combineren)

Strafbare voorbereiding van, en poging tot deelneming:
Niet mogelijk (i.v.m. accessoriteit) m.u.v. art. 46 a Sr: mislukte poging tot uitlokking/doen plegen. 

N.B.: poging tot medeplegen is in bepaalde gevallen wel strafbaar: de medepleger die bijv. te laat komt, zodat het delict ook zonder zijn aandeel wordt gepleegd, is onder omstandigheden gewoon strafbaar wegens medeplegen. Andersom geldt dat als de medepleger zich bedenkt - dus vrijwillig terugtreedt - de andere medeplegers gewoon strafrechtelijk aansprakelijk blijven voor het delict. De vrijwillige terugtred heeft jegens hen dus geen derdenwerking. Dat is anders als de 'uitvoerder' van een delict vrijwillig terugtreedt en er is sprake van medeplichtigheid; de medeplichtige is in dat geval niet strafbaar (wegens het ontbreken van accessoriteit). Het terugtreden van de uitvoerder heeft ten opzichte van de medeplichtige dus 'derdenwerking'. Anders gezegd: in dit geval is deze mislukte medeplichtigheid (dus 'poging medeplichtigheid') niet strafbaar).

Strafbare deelneming aan strafbare poging of voorbereiding:
Wel mogelijk.

Strafbare deelneming aan deelneming (in diverse varianten en combinaties):
Wel mogelijk, mits is voldaan aan het accessoriteitsvereiste en het vereiste van dubbele opzet (op de deelneming en op het grondfeit). Ook wel samengestelde deelneming genoemd.


Art. 46a
Poging tot uitlokking/doen plegen (mislukte uitlokking)

1.      Pogen ‘een ander te bewegen’           
2.      Tot een misdrijf
3.      D.m.v. de ‘uitlokkingsmiddelen’ van art. 47-1 onder 2e Sr.
4.      Terwijl de poging niet slaagt  (d.w.z. niet resulteert in het beoogde misdrijf (of poging daartoe); want dan is er gewoon sprake van uitlokking of doen plegen).
5.      Hier dus wel dubbele opzet vereist (op het ‘bewegen’ en op het misdrijf)
6.      Maar geen ‘accessoriteit’
7.      De ‘uitlokker’ kan (ook hier) vrijwillig terugtreden.
8.      Hij moet dan de ‘uitgelokte’ er van weerhouden het beoogde misdrijf te plegen (overhalen, tegenhouden, etc.). Er moet dan sprake zijn van omstandigheden die uitsluitend ‘van de wil van de dader afhankelijk’ zijn. (Dus geen vrijwillige terugtred als
·                       de ‘uitgelokte’ zich laat weerhouden door ‘externe’ omstandigheden;
·                       de ‘uitgelokte’ zich laat weerhouden door persoonlijke
‘innerlijke’ beweegredenen (en dus zelf op zijn voornemen terugkomt);
·                       de ‘uitlokker’ de uitgelokte tegenhoudt vanwege ‘externe’
factoren.)

13 opmerkingen:

  1. Is de strafbaarheid van medeplichtigheid aan poging tot uitlokking (46a) afhankelijk van maximale straf waar art. 46a betrekking op heeft? Omdat op het gronddelict minimaal 8 jaar gevangenisstraf moet staan, wil de ‘medeplichtigheid’ strafbaar zijn. Dus stel iemand is waarschijnlijk medeplichtig aan poging tot uitlokking van een delict waar 9 jaar op staat. Door dat het bij een poging is gebleven 1/3 ervanaf = maximaal 6 jaar voor de poging. Kan men dan nog medeplichtig zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedreiging is dus een van de uitlokkingsmiddelen. Stel dat iemand uitgelokt wordt door bedreiging en daardoor dat uitgelokte strafbare feit begaat. Kan deze dan geen beroep doen op een schulduitsluitingsgrond zoals psychische overmacht? Want dan is hij niet strafbaar, en zou van uitlokking geen sprake zijn, maar eerder doen plegen (omdat de manier waarop verdachte niet strafbaar is niet uitmaakt bij doen plegen). Hoe zit dat?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. M.b.t. de eerste opmerking:
    De '8 jaar-grens' geldt voor strafbare voorbereiding, niet voor poging uitlokking.
    Voor de strafmaat m.b.t. poging uitlokking wordt aangehaakt bij de strafmaat voor poging (1/3 minder). Voor het geval poging niet strafbaar is (bijv. poging mishandeling) geldt het 'gewone' strafmaximum van het delict.

    M.b.t. de tweede opmerking:
    Er is inderdaad sprake van doen plegen als de 'uitvoerder' (de onmiddellijke dader) niet strafbaar is, bijvoorbeeld omdat hij een succesvol beroep kan doen op psychische overmacht. Er is nog veel meer te zeggen over de verhouding tussen uitlokking en doen plegen resp. over de verhouding tussen uitlokken/doen plegen en 'functioneel daderschap' (zie elders op deze site), maar dat voert hier te ver.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Een poging tot misdrijf is strafbaar; een poging tot overtreding niet. Geldt dit ook bij uitlokking? M.a.w.: een poging tot uitlokking in het geval van een overtreding is niet strafbaar en een poging in het geval van een misdrijf wel?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Poging tot uitlokking is - als aan alle voorwaarden is voldaan - strafbaar via art. 46a Sr (mislukte uitlokking resp. mislukt doen plegen). Zie hierboven de bespreking van art. 46a Sr. Voor strafbaarheid is vereist dat er sprake is van een poging tot uitlokking van een misdrijf (zie de boven besproken voorwaarden).
      N.B. poging tot deelneming is voor het overige in beginsel niet strafbaar, met uitzondering van de - boven besproken - bijzondere omstandigheden bij medeplegen.

      Verwijderen
  5. Beste heer Kwakman,

    Ik heb een vraag over de volgende passage: 'N.B.: Als een 'bijdrage' van een deelnemer naar haar uiterlijke verschijningsvorm meer weg heeft van medeplichtingheid dan van medeplegen (bijvoorbeeld: vooraf inlichtingen verstrekken, op de uitkijk staan, de dader helpen te vluchten, etc.), maar de rechter toch 'medeplegen' bewezen verklaard, worden er - aldus de HR - hoge eisen gesteld aan de motivering daarvan, met een verwijzing naar de hierboven opgesomde indicaties': waaruit blijkt dat? Ik heb zelf gezocht, maar heb het niet gevonden. Sinds het Overzichtsarrest medeplegen van 2 december 2014 is duidelijk dat indien de gedragingen van de verdachte met medeplichtigheid in verband kunnen worden gebracht, medeplegen niet uitgesloten is. Voorwaarde daarvoor is dat de feitenrechter nauwkeurig motiveert waarom (toch) sprake is van medeplegen. Uit uw stuk begrijp ik dat de Hoge Raad dat al eerder (dus voor 2 december 2014) heeft overwogen, alleen vraag ik me af in welk arrest de Hoge Raad dat heeft overwogen. Graag verneem ik van u, alvast hartelijk dank.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Klopt. Deze passage is toegevoegd n.a.v. het overzichtsarrest waar u op doelt en enkele latere (daarop voortbordurende) arresten.
      Zie in dit verband ook NJB 2015 no. 15 (De Staat van het Recht en meer in het bijzonder: 'Kroniek van het Straf(proces)recht') p. 958 en de desbetreffende arresten waarnaar wordt verwezen.
      De passage waar u op doelt is - om misverstanden te vermijden - aangevuld met deze informatie.

      Verwijderen
  6. Anno 2017

    Heel veel vragen..

    Verduistering en diefstal in een situatie van samenlevende partners met partnerschapsvoorwaarden (waarbij de ene partner dementeert) is - anno 2017- geen strafbaar feit.

    De andere partner eigent zich in tien jaar samenwonen, stapsgewijs, door bv cashopnames, het vermogen van de dementerende partner toe.

    Delen van dit onttrokken vermogen (gelden/en of goederen) van de dementerende schenkt de partner, nog voor haar overlijden, aan derden.

    Deze derden hebben kennis van de dementie van de ene partner.
    Deze derden hebben kennis dat de dementerende eigenlijk hulpeloos is.

    Deze derden hebben kennis van de diefstal/verduistering: Zij weten dat de gelden en goederen die zij aangeboden krijgen EN aannemen eigenlijk de dementerende toebehoren.

    Wellicht niet juridisch maar ik stel dat deze derden dan behulpzaam zijn bij het materieel en financieel uitkleden van de dementerende.

    De partner die steelt en verduistert vernietigt alle administratie vlak voor haar eigen overlijden.
    De erflater heeft een testament waarin de dementerende partner is uitgesloten.

    De dementerende, achterblijvende partner is inmiddels twee ton en bijna al zijn persoonlijke goederen kwijt.
    De dementerende krijgt een bewindvoerder aangewezen.

    Deze feiten komen na lang pluizen door de bewindvoerder op tafel.
    De bewindvoerder vordert het onttrokken vermogen van de dementerende terug bij de erfgename.

    De erfgename, (zelf 1 van de derden die ontrokken vermogen aannam) doet alsof haar neus bloedt en reageert niet op de feiten die op tafel zijn gekomen.

    Vraag: Pleegde/pleegden deze derden wel een strafbaar en vervolgbaar feit: verduistering of diefstal in vereniging?

    Vraag: Is er bij deze derden strafrechtelijk sprake van medepleging of medeplichtigheid (passief of actief)?

    Kan een bewindvoerder de verduisterde goederen/gelden terugvorderen?

    De rechter die het bewind instelde zegt dat dit soort praktijken veelvuldig voorkomen?

    Vraag: Is hier enige jurisprudentie over?

    Ik - en wellicht menige bewindvoerder zal u erkentelijk zijn voor uw antwoorden en inzichten. Alvast hartelijk dank.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voor de duidelijkheid: hoe breng je dit soort zaken voor een strafrechter?

      Verwijderen
    2. Beste anoniem.
      Lastige zaak. Er zitten zowel civielrechtelijke als (wellicht) strafrechtelijke aspecten aan. Daarnaast is het niet zonder meer duidelijk of en in hoeverre er in dit concrete geval bij deze derden sprake is/kan zijn van strafbare feiten. Ik hoop dat u er begrip voor heeft dat ik daar geen uitspraak over doe. Dat vereist een grondige bestudering van dit concrete geval, en daarvoor zult u een advocaat of andere deskundige moeten inschakelen. Algemeen gesproken kan er sprake zijn van medeplegen/medeplichtigheid als (zoals in dit geval) de derde de kwaliteit mist die een vervolgingsuitsluitingsgrond of kwalificatieuitsluitingsgrond met zich mee brengt (zoals bij diefstal/verduistering tussen echtgenoten). Maar dan moet natuurlijk wel voldaan zijn aan alle voorwaarden voor strafbaar medeplegen/medeplichtigheid. Ook dat is aan de hand van deze informatie niet goed te beoordelen.
      Om de zaak aan de rechter te kunnen (doen) voorleggen, dient u aangifte te doen van medeplegen van verduistering. Het OM zal dan nagaan of een eventuele zaak kansrijk is en voldoende 'opportuun'. Mocht het OM besluiten de zaak niet te vervolgen, dan kunt u altijd nog het gerechtshof inschakelen voor een zgn. art. 12 procedure, waarbij het hof het OM kan opdragen alsnog tot vervolging over te gaan.
      Veel succes.
      Hgr.
      Nico Kwakman

      Verwijderen
  7. Geachte heer Kwakman,
    Dank u wel voor uw analyse.
    Inmiddels heeft de bewindvoerder aangifte gedaan van diefstal (door erve in de periode tussen overlijden en aanstellen bewindvoerder), verduistering en medeplegen/medeplichtigheid.
    Nu maar hopen dat het OM de zaak oppikt.
    Uw tip met betrekking tot de art. 12 procedure is waardevol. Als niet jurist en slechts bewindvoerder zijnde was ik hier niet mee bekend.
    Ik ben u zeer erkentelijk.
    Hoogachtend,
    Anonieme bewindvoerder

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Beste meneer Kwakman,

    Wat is het onderscheid tussen enerzijds een poging tot medeplgen danwel poging tot medeplichtigheid en anderzijds het medeplegen van een poging of medeplichtigheid aan een poging?

    Mij lijkt de eerste variant, poging tot deelneming, namelijk niet strafbaar.

    In afwachting van uw reactie verblijf ik.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Anoniem,
      Het onderscheid houdt verband met het accessoriteitsvereiste: de verschillende deelnemingsvarianten (dus ook medeplegen of medeplichtigheid) zijn alleen strafbaar als er daadwerkelijk een strafbaar feit plaatsvindt, d.w.z. een voltooid delict of een strafbare poging daartoe. Daarom is medeplegen/medeplichtigheid aan een strafbare poging wel strafbaar, maar een poging tot deelneming (terwijl er geen strafbaar feit heeft plaatsgevonden) niet. Zie voor uitzonderingen de voorbeelden die hierboven zijn gegeven. Vgl. bijv. art. 46a: mislukte poging tot uitlokking. Poging tot uitlokking is dus apart strafbaar gesteld en een uitzondering op de regel dat een poging tot deelneming niet strafbaar is. Voor andere deelnemingsvormen geldt deze uitzondering niet. Pogingen tot medeplegen of medeplichtigheid zijn dus - in beginsel - niet strafbaar.

      Verwijderen