Zie voor meer:
Link:
De verdachte die na zijn inverzekeringstelling in bewaring is genomen (de volgende fase van het voorarrest), wordt berecht binnen de bewaringstermijn van 14 dagen, dus uiterlijk binnen 17 dagen nadat hij in verzekering is gesteld.
Daarmee worden allerlei procedures en regels die aan een snelle ten uitvoerlegging in de weg zouden kunnen staan, omzeild. Zo hoeft bijv. een verstekvonnis in dat geval niet te worden betekend om ten uitvoer te kunnen worden gelegd.
De verdachte die in verzekering is gesteld, wordt binnen 3 dagen (gedagvaard en) berecht, mits de verdachte afstand doet van de dagvaardingstermijn van drie dagen.
Tijdens de zitting wordt gevangenneming gevorderd en (normaal gesproken) bevolen.
Op grond van art. 375 Sv kan de verdachte bij ontdekking op heterdaad voor de OvJ worden geleid en gedagvaard om nog dezelfde dag voor de politierechter te verschijnen.
Een korte omschrijving van het feit volstaat, maar moet wel op de zitting worden aangevuld in overeenstemming met art. 261 Sv (vermelding van feit, plaats, tijd, omstandigheden van het geval en de strafbepaling waarop de tenlastelegging is toegesneden)
Art. 375 wordt gezien als zelfstandige titel om de verdachte daarna nog vast te houden tot aan de zitting (immers, in feite is er geen onderzoeksbelang meer).
De advocaat kan in deze gevallen niet optreden als gevolmachtigde.
Zie ook art. 385-5 Sv (zelfde procedure voor de kantonrechter; art. 385-5 geldt eveneens als zelfstandige titel voor het vasthouden verdachte tot de berechting).
(art. 257a Sv): de ‘strafbeschikking’.
Het betreft een schriftelijke strafbeschikking door het OM die bij voorkeur in persoon wordt uitgereikt (bijv. tijdens de voorgeleiding aan de OvJ) of anders per post wordt verstuurd naar het Gba-adres.
Strafbeschikkingen kunnen in bepaalde gevallen (bulkzaken) ook worden uitgevaardigd door opsporingsambtenaren(art. 257b Sv) of zelfs door bestuursorganen(art. 257ba Sv).
De sanctie of maatregel kan ten uitvoer worden gelegd na 14 dagen na de uitreiking of toezending. Als afstand is gedaan van de bevoegdheid om in verzet te gaan, kan de sanctie direct ten uitvoer worden gelegd. Zie in dit verband de zgn. ZSM-aanpak
(In dit verband kan nog worden gewezen op de zgn. T.O.M.-zittingen: in overleg tussen het OM en de verdachte zegt de verdacht toe zich te willen onderwerpen aan een taakstraf om vervolging te voorkomen. Dit is een variant van de transactie, die op termijn zal worden ingewisseld voor de OM-afdoening)
- geweld tegen personen met een publieke taak
waarbij vaak jeugdige verdachten betrokken zijn.
Om deze doelen optimaal in de strafrechtelijke aanpak tot uitdrukking te brengen, worden er in het kader van het snelrecht ook wel ‘thema-zittingen’ gehouden. Daarmee wordt beoogd aan daders, maar ook aan de samenleving in het algemeen, een krachtig ‘lik op stuk signaal’ af te geven dat (bijvoorbeeld) de verstoring van bepaalde evenementen – het ‘thema’ van de zitting – niet wordt geduld.
Voorstel van de regering (Zie: Voorstel tot wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis):
Uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis (van art. 67a Sv) tot bepaalde vormen van uitgaansgeweld, te berechten binnen 17 dagen en 15 uren na de aanhouding.
O.a.:
Politie en OM dienen eenvoudige zaken zo snel mogelijk af te doen ‘aan de voorkant’ van de strafrechtelijke keten.
Uitgangspunt is een persoons- en gebiedsgebonden aanpak in samenwerking met de verschillende ketenpartners.
De snelste variant van 'snelle afdoening aan de voorkant van de strafrechtelijke keten' is de zgn. ZSM-aanpak, waarmee wordt beoogd binnen 6 uur na de aanhouding (of binnen 3 dagen na de inverzekeringstelling) een beslissing te nemen over de wijze van afdoening. (Inmiddels zijn er op dit terrein enkele pilots van start gegaan).
Het kabinet wil in zijn algemeenheid de afdoening van ‘standaardzaken’ versnellen.
In 2015 moet 2/3 van alle eenvoudige zaken binnen een maand zijn afgehandeld.
Een beoordeling van deze ontwikkelingen:
Recht behoort maatwerk te zijn. Verwordt snelrecht niet teveel tot 'confectie'?
Geldt ook niet met betrekking tot het eventuele slachtoffer dat 'haastige spoed zelden goed is'? (schade, en vooral psychische schade, openbaart zich vaak pas na langere tijd).
Bestaat niet het gevaar dat vanwege de wens om de verdachte tot aan een eventuele snelrechtprocedure in voorarrest te houden (om daarmee de symboliseren dat veel voorkomende en overlast bezorgende criminaliteit 'stevig' wordt aangepakt en/of om logistieke handelingen te vergemakkelijken) de gronden voor inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis te ruim worden uitgelegd en/of opgerekt?
Wordt het oordeel of een zaak al dan niet een 'eenvoudige zaak' is die voor snelle afdoening in aanmerking komt, niet (aan de voorkant van het strafrechtelijke traject) teveel overgelaten aan functionarissen die daarvoor niet zijn toegerust? Moet een dergelijk oordeel niet worden overgelaten aan de rechter of in ieder geval aan het OM (als magistraat)?
Komt de rechtseenheid niet teveel in gevaar? Worden zaken onder vergelijkbare omstandigheden wel op dezelfde wijze afgedaan? Aandachtspunt!
Zijn er voldoende garanties dat de verdachte – bijv. i.g.v. een OM-afdoening (in de vorm van de ZSM-aanpak) – zijn ‘recht kan halen’?
Mag in dat verband van de verdachte een actieve (proces)houding worden verwacht, of mag een lakse houding hem niet worden tegengeworpen met het oog op het nemo tenetur-beginsel?
Zijn er adequate mogelijkheden tot herstel en/of een ruimhartige schadecompensatie?
Snelle afdoening van strafzaken vergroot de slagkracht van het strafrecht.
Snelle afdoening (lik op stuk-beleid) geniet ook de voorkeur
a) voor de verdachte en het slachtoffer: ze weten sneller waar ze aan toe zijn.
b) uit oogpunt van normbevestiging: veel voorkomende criminaliteit wordt voortvarend aangepakt
Snelle afdoening heeft een preventieve werking: straffen zijn effectiever als ze zwaar, zeker en snel zijn. Het verband tussen delict en straf wordt sneller gelegd. De boodschap komt duidelijker over (ook bij potentiële daders).
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat m.n. bij jeugdigen strafrechtelijke sancties ‘onmiddellijk’ moeten zijn, willen ze effectief bijdragen tot gedragsverandering.
Het EHRM heeft de verdragspartijen gewezen op een aantal ‘positive obligations’ (snelle en afschrikwekkende interventies ter bescherming van potentiële slachtoffers en burgers i.h.a.)
Snelle en effectieve afdoening draagt bij tot de beroepstrots en motivatie van de strafrechtelijke professionals, hetgeen tot positieve bij-effecten kan leiden.
De 'slepende rechtsgang' ('loopzaken' die in bakjes verdwijnen en pas veel later worden afgehandeld) verdwijnt. Recht dat te lang op zich laat wachten, voelt als onrecht. Daders zijn bij een snelle afdoening eerder bereid de consequenties van hun daden voor lief te nemen dan als ze pas na lange tijd een oproep krijgen om een straf te ondergaan. Het aantal mislukte taakstraffen blijkt sterk te dalen.
Met snelrecht wordt tegemoet gekomen aan een aantal juridisch-technische en/of financiële en andere randvoorwaarden. Praktische voordelen zijn onder andere: het terugdringen van de administratieve last (geen dossier; de betekeningsproblematiek verdwijnt, etc.).
Bewijsmateriaal verwatert niet (geheugenverlies bij getuigen wordt bijvoorbeeld voorkomen). In combinatie met verbeterprogramma's en efficiënt gebruik van ICT (telehoren) kan dat grote efficiency-voordelen opleveren.
Naast de voordelen nog enkele voorbeelden van de belangrijkste nadelen en risico’s
en mogelijke oplossingsrichtingen:
Mogelijke oplossingsrichting: alleen toelaatbaar i.g.v. bulkzaken en bij heterdaad, zodat de kans op vergissingen klein is?
De verdediging heeft onvoldoende tijd en gelegenheid om de verdediging voor te bereiden en rechtsbijstand te verlenen.
Mogelijke oplossingsrichting: piketadvocaat of andere juridische bijstand op het politiebureau?
N.J.M. Kwakman, ' Snelrecht en de ZSM-aanpak', DD 2012,17; afl. 3, maart 2012, p. 188-205.
Link:
Vormen van snelrecht (politierechterzaken)
Naast de meer algemene vormen van snelrecht, waarbij de verdachte op zo kort mogelijke termijn wordt gedagvaard en berecht en de executie direct volgt op de veroordeling,
zijn er enkele bijzondere vormen van snelrecht die in de praktijk als zodanig worden betiteld.
Dat zijn:
1.
Snelrecht.De verdachte die na zijn inverzekeringstelling in bewaring is genomen (de volgende fase van het voorarrest), wordt berecht binnen de bewaringstermijn van 14 dagen, dus uiterlijk binnen 17 dagen nadat hij in verzekering is gesteld.
Tijdens de zitting beveelt de politierechter de gevangenhouding, zodat het voorarrest voort duurt tot de uiteindelijke executie van de (onherroepelijke) straf.
2.
De AU-praktijk: aanhouden en uitreiken (art 370a Sv).
Als de verdachte niet in verzekering hoeft te worden genomen, kan meteen bij de aanhouding een verkorte dagvaarding worden uitgereikt, die uiterlijk 3 dagen voor de (politierechter)zitting moet worden aangevuld, gelet op art. 261 Sv.
Daarmee worden allerlei procedures en regels die aan een snelle ten uitvoerlegging in de weg zouden kunnen staan, omzeild. Zo hoeft bijv. een verstekvonnis in dat geval niet te worden betekend om ten uitvoer te kunnen worden gelegd.
3.
Supersnelrecht.De verdachte die in verzekering is gesteld, wordt binnen 3 dagen (gedagvaard en) berecht, mits de verdachte afstand doet van de dagvaardingstermijn van drie dagen.
Aangenomen moet worden dat de dagvaarding de zelfstandige titel vormt voor het (tot aan het o.t.t.) in verzekering houden van de verdachte. Immers, het voor inverzekeringstelling vereiste onderzoeksbelang is er dan in feite niet meer.
Tijdens de zitting wordt gevangenneming gevorderd en (normaal gesproken) bevolen.
De termijn van 3 dagen (voor dagvaarding en berechting) is zelden haalbaar. De verdachte moet dan na die 3 dagen worden vrij gelaten als er geen gronden zijn voor bewaring. Zie echter het desbetreffende wetsvoorstel.
4.
Turbosnelrecht.Op grond van art. 375 Sv kan de verdachte bij ontdekking op heterdaad voor de OvJ worden geleid en gedagvaard om nog dezelfde dag voor de politierechter te verschijnen.
Een korte omschrijving van het feit volstaat, maar moet wel op de zitting worden aangevuld in overeenstemming met art. 261 Sv (vermelding van feit, plaats, tijd, omstandigheden van het geval en de strafbepaling waarop de tenlastelegging is toegesneden)
Art. 375 wordt gezien als zelfstandige titel om de verdachte daarna nog vast te houden tot aan de zitting (immers, in feite is er geen onderzoeksbelang meer).
De advocaat kan in deze gevallen niet optreden als gevolmachtigde.
Zie ook art. 385-5 Sv (zelfde procedure voor de kantonrechter; art. 385-5 geldt eveneens als zelfstandige titel voor het vasthouden verdachte tot de berechting).
5.
De OM-afdoening van delicten die worden bedreigd met maximaal 6 jaar gevangenisstraf(art. 257a Sv): de ‘strafbeschikking’.
Het betreft een schriftelijke strafbeschikking door het OM die bij voorkeur in persoon wordt uitgereikt (bijv. tijdens de voorgeleiding aan de OvJ) of anders per post wordt verstuurd naar het Gba-adres.
In bepaalde gevallen is vooraf overleg nodig met de verdachte om d.m.v. de strafbeschikking een bepaalde sanctie of maatregel te kunnen opleggen of een aanwijzing te kunnen geven
Er kan een ‘aankondiging’ aan de strafbeschikking vooraf gaan.
Strafbeschikkingen kunnen in bepaalde gevallen (bulkzaken) ook worden uitgevaardigd door opsporingsambtenaren(art. 257b Sv) of zelfs door bestuursorganen(art. 257ba Sv).
De verdachte kan tegen de strafbeschikking in verzet gaan (het zgn. ‘piepsysteem’). In dat geval wordt de zaak gewoon voor de rechter gebracht.
De sanctie of maatregel kan ten uitvoer worden gelegd na 14 dagen na de uitreiking of toezending. Als afstand is gedaan van de bevoegdheid om in verzet te gaan, kan de sanctie direct ten uitvoer worden gelegd. Zie in dit verband de zgn. ZSM-aanpak
De strafbeschikking kan zowel straffen en maatregelen als ‘aanwijzingen’ (bijv. de persoon van de verdachte betreffende) bevatten.
(In dit verband kan nog worden gewezen op de zgn. T.O.M.-zittingen: in overleg tussen het OM en de verdachte zegt de verdacht toe zich te willen onderwerpen aan een taakstraf om vervolging te voorkomen. Dit is een variant van de transactie, die op termijn zal worden ingewisseld voor de OM-afdoening)
Overige aandachtspunten m.b.t. de huidige stand van zaken:
Bij snelrecht (en de ‘lik op stuk’ benadering in het algemeen) ligt het accent op bepaalde typen delicten:
- uitgaansgeweld (mishandeling, vernieling)- geweld tegen personen met een publieke taak
waarbij vaak jeugdige verdachten betrokken zijn.
Belangrijk doel is dan ook de jeugdcriminaliteit op dat terrein stevig aan te pakken en strafrechtelijke ‘interventies’ daar zo goed mogelijk op toe te snijden.
(Bijvoorbeeld voorkeur voor gedragsbeïnvloedende maatregelen in plaats van primair punitieve sancties)Om deze doelen optimaal in de strafrechtelijke aanpak tot uitdrukking te brengen, worden er in het kader van het snelrecht ook wel ‘thema-zittingen’ gehouden. Daarmee wordt beoogd aan daders, maar ook aan de samenleving in het algemeen, een krachtig ‘lik op stuk signaal’ af te geven dat (bijvoorbeeld) de verstoring van bepaalde evenementen – het ‘thema’ van de zitting – niet wordt geduld.
Nieuw wetsvoorstel en beleid.
A. Wetsvoorstel
Voorstel van de regering (Zie: Voorstel tot wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis):
Uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis (van art. 67a Sv) tot bepaalde vormen van uitgaansgeweld, te berechten binnen 17 dagen en 15 uren na de aanhouding.
Reden: supersnelrecht is niet altijd mogelijk. De termijn van 3 dagen is vaak te kort om het bewijs rond te krijgen en het dossier ter beschikking te stellen. De verdachte moet dan (behoudens de mogelijkheid van eenmaal verlenging van de inverzekeringstelling) worden vrijgelaten omdat er meestal geen art. 67a-grond is om hem nog langer vast te houden. Daarin voorziet het wetsvoorstel: een soort ‘uitgesteld (super)snelrecht’, waarbij de verdachte (langer) kan worden vastgehouden tot de zitting.
B. Nieuw beleid OM
Zie ‘Perspectief op 2015’ (Visie OM op de strafrechtelijke handhaving voor de komende jaren).O.a.:
Politie en OM dienen eenvoudige zaken zo snel mogelijk af te doen ‘aan de voorkant’ van de strafrechtelijke keten.
Uitgangspunt is een persoons- en gebiedsgebonden aanpak in samenwerking met de verschillende ketenpartners.
(als er sprake is van complexe zaken die niet voor een snelle afdoening in aanmerking komen, wordt de zaak zo spoedig mogelijk doorgesluisd naar een zgn. ‘veiligheidshuis’ waarin de verschillende ketenpartners en deskundigen nauw en fysiek (op dezelfde gang) met elkaar samenwerken. Door die intensieve aanpak kunnen complexe dadergroepen effectiever worden aangepakt en kan - met een op de persoon van de dader toegesneden aanpak - maatwerk worden geleverd).
De snelste variant van 'snelle afdoening aan de voorkant van de strafrechtelijke keten' is de zgn. ZSM-aanpak, waarmee wordt beoogd binnen 6 uur na de aanhouding (of binnen 3 dagen na de inverzekeringstelling) een beslissing te nemen over de wijze van afdoening. (Inmiddels zijn er op dit terrein enkele pilots van start gegaan).
C. Beleid regering algemeen (zie ook wetsvoorstel)
Het kabinet wil in zijn algemeenheid de afdoening van ‘standaardzaken’ versnellen.
In 2015 moet 2/3 van alle eenvoudige zaken binnen een maand zijn afgehandeld.
Dat kan worden bereikt door een ‘directe afdoening’ van eenvoudige zaken door samenwerking, concentratie en vereenvoudiging ‘aan de voorkant’ van de strafrechtelijke keten, waarmee voorkomen wordt dat deze zaken - als 'loopzaken' - verder de keten in worden gebracht. (vgl. de OM-afdoening in al haar varianten en met name de ZSM-aanpak).
Een beoordeling van deze ontwikkelingen:
Factoren die daarbij een rol kunnen spelen:
A. Rechtsbescherming
Recht behoort maatwerk te zijn. Verwordt snelrecht niet teveel tot 'confectie'?
Is er voor het OM en/of de rechter voldoende tijd om tot een evenwichtig oordeel te komen?
Geldt niet met name voor het strafrecht dat 'haastige spoed zelden goed is'? Aandachtspunt!
Geldt ook niet met betrekking tot het eventuele slachtoffer dat 'haastige spoed zelden goed is'? (schade, en vooral psychische schade, openbaart zich vaak pas na langere tijd).
Bestaat niet het gevaar dat vanwege de wens om de verdachte tot aan een eventuele snelrechtprocedure in voorarrest te houden (om daarmee de symboliseren dat veel voorkomende en overlast bezorgende criminaliteit 'stevig' wordt aangepakt en/of om logistieke handelingen te vergemakkelijken) de gronden voor inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis te ruim worden uitgelegd en/of opgerekt?
Wordt het oordeel of een zaak al dan niet een 'eenvoudige zaak' is die voor snelle afdoening in aanmerking komt, niet (aan de voorkant van het strafrechtelijke traject) teveel overgelaten aan functionarissen die daarvoor niet zijn toegerust? Moet een dergelijk oordeel niet worden overgelaten aan de rechter of in ieder geval aan het OM (als magistraat)?
Komt de rechtseenheid niet teveel in gevaar? Worden zaken onder vergelijkbare omstandigheden wel op dezelfde wijze afgedaan? Aandachtspunt!
Zijn er voldoende garanties dat de verdachte – bijv. i.g.v. een OM-afdoening (in de vorm van de ZSM-aanpak) – zijn ‘recht kan halen’?
Mag in dat verband van de verdachte een actieve (proces)houding worden verwacht, of mag een lakse houding hem niet worden tegengeworpen met het oog op het nemo tenetur-beginsel?
Worden de verdedigingsrechten voldoende in acht genomen (vgl. ook de Salduz-ontwikkelingen)?
Zijn er adequate mogelijkheden tot herstel en/of een ruimhartige schadecompensatie?
B. Effectieve misdaadbestrijding
Snelle afdoening van strafzaken vergroot de slagkracht van het strafrecht.
Snelle afdoening (lik op stuk-beleid) geniet ook de voorkeur
a) voor de verdachte en het slachtoffer: ze weten sneller waar ze aan toe zijn.
b) uit oogpunt van normbevestiging: veel voorkomende criminaliteit wordt voortvarend aangepakt
Snelle afdoening heeft een preventieve werking: straffen zijn effectiever als ze zwaar, zeker en snel zijn. Het verband tussen delict en straf wordt sneller gelegd. De boodschap komt duidelijker over (ook bij potentiële daders).
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat m.n. bij jeugdigen strafrechtelijke sancties ‘onmiddellijk’ moeten zijn, willen ze effectief bijdragen tot gedragsverandering.
Het EHRM heeft de verdragspartijen gewezen op een aantal ‘positive obligations’ (snelle en afschrikwekkende interventies ter bescherming van potentiële slachtoffers en burgers i.h.a.)
Snelrecht biedt de mogelijkheid tot de inzet van, en samenwerking met de ketenpartners in een zo vroeg mogelijk stadium. Dat brengt effectieve gedragsverandering binnen handbereik (opvoedende gedragsbeïnvloeding) i.p.v. pure ‘extra leedtoevoeging’. Dat is winst met het oog op het ultimum remedium-principe en het streven naar recidive-reductie.
Snelle en effectieve afdoening draagt bij tot de beroepstrots en motivatie van de strafrechtelijke professionals, hetgeen tot positieve bij-effecten kan leiden.
De 'slepende rechtsgang' ('loopzaken' die in bakjes verdwijnen en pas veel later worden afgehandeld) verdwijnt. Recht dat te lang op zich laat wachten, voelt als onrecht. Daders zijn bij een snelle afdoening eerder bereid de consequenties van hun daden voor lief te nemen dan als ze pas na lange tijd een oproep krijgen om een straf te ondergaan. Het aantal mislukte taakstraffen blijkt sterk te dalen.
Met snelrecht wordt tegemoet gekomen aan een aantal juridisch-technische en/of financiële en andere randvoorwaarden. Praktische voordelen zijn onder andere: het terugdringen van de administratieve last (geen dossier; de betekeningsproblematiek verdwijnt, etc.).
Bewijsmateriaal verwatert niet (geheugenverlies bij getuigen wordt bijvoorbeeld voorkomen). In combinatie met verbeterprogramma's en efficiënt gebruik van ICT (telehoren) kan dat grote efficiency-voordelen opleveren.
Alles afwegende, heeft de (politieke) afweging van alle relevante belangen en factoren ertoe geleid dat het kabinet snelrecht m.b.t. bepaalde typen delicten/daders omarmt en bevordert.
Wat zijn de (overgebleven) risico’s en de nadelen die er nog aan kleven,
En hoe kunnen die worden gecompenseerd of geneutraliseerd? Naast de voordelen nog enkele voorbeelden van de belangrijkste nadelen en risico’s
en mogelijke oplossingsrichtingen:
Een snelle afdoening laat weinig ruimte voor bezinning om tot een evenwichtig oordeel te komen.
Mogelijke oplossingsrichting: alleen toelaatbaar i.g.v. bulkzaken en bij heterdaad, zodat de kans op vergissingen klein is?
De verdediging heeft onvoldoende tijd en gelegenheid om de verdediging voor te bereiden en rechtsbijstand te verlenen.
Mogelijke oplossingsrichting: piketadvocaat of andere juridische bijstand op het politiebureau?
Juridisch technische oplossingen? Vgl. art. 373 Sv: uitstel van de behandeling van de zaak mogelijk o.v.v. verdachte.
Niet ondenkbaar is dat er een neiging tot zwaarder straffen bestaat, omdat het delict (en de uitwerking daarvan op slachtoffers en anderen) de ‘procesactoren’ nog vers in het geheugen ligt, waardoor de emoties de rede kunnen verdringen.
Mogelijke oplossing: compensatie door inzet van ketenpartners (en het ‘veiligheidshuis’) in een zo vroeg mogelijk stadium, in het kader waarvan verschillende deskundigen samenwerken met het oog op een ‘optimaal’ op de persoon toegesneden aanpak?
Door het grote aanbod van snelrechtzaken (en de te verwachten vele verzoeken om uitstel, om de verdediging beter te kunnen voorbereiden), is de kans groot dat zaken moeten worden aangehouden. Het apparaat dreigt dan dicht te slibben, omdat het niet is toegerust op de te verwachten grote toeloop van zaken.
Mogelijke oplossing: het apparaat voldoende (financieel) toerusten met het oog op de te verwachten toeloop en op het streven naar een zorgvuldige afdoening waarin kwaliteit, professionaliteit, zorgvuldige afdoening en betekenisvolle interventies (in de woorden van het kabinet) voorop staan, met in achtneming van de fundamentele waarborgen van een eerlijk proces.
Door het grote aanbod van snelrechtzaken (en de te verwachten vele verzoeken om uitstel, om de verdediging beter te kunnen voorbereiden), is de kans groot dat zaken moeten worden aangehouden. Het apparaat dreigt dan dicht te slibben, omdat het niet is toegerust op de te verwachten grote toeloop van zaken.
Mogelijke oplossing: het apparaat voldoende (financieel) toerusten met het oog op de te verwachten toeloop en op het streven naar een zorgvuldige afdoening waarin kwaliteit, professionaliteit, zorgvuldige afdoening en betekenisvolle interventies (in de woorden van het kabinet) voorop staan, met in achtneming van de fundamentele waarborgen van een eerlijk proces.
Kortom: differentiëren en maatwerk zijn de sleutelbegrippen
Dus:
Moeten (super)snelrecht en de ZSM-aanpak worden toegejuicht ?
Ja mits.
Moeten (super)snelrecht en de ZSM-aanpak worden afgewezen?
Nee tenzij.
Ja mits.
Moeten (super)snelrecht en de ZSM-aanpak worden afgewezen?
Nee tenzij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten