vrijdag 17 februari 2012

Overlast op lokaal niveau. Twee sanctiestelsels ter bestrijding van overlast in de openbare ruimte op lokaal niveau

N.J.M. Kwakman

Zie voor meer informatie N.J.M. Kwakman, 'Twee nieuwe sanctiestelsels ter bestrijding van overlast in de openbare ruimte op lokaal niveau' in NJB, nr. 01, 9 januari 2009, p. 9-15.


N.B.: hieronder wordt de stand van zaken beschreven m.b.t. de (boete)bedragen e.d. zoals die gold ten tijde van de invoering van beide sanctiestelsels.


Inleiding

Vanaf 1 januari 2009 – toen de ‘Wet bestuurlijk boete overlast in de openbare ruimte’[1] in werking is getreden – kunnen gemeenten kiezen uit twee handhavingsvarianten ter bestrijding van overlast op lokaal niveau: de ‘bestuurlijke strafbeschikking’ en ‘de bestuurlijke boete’.

Hieronder zullen eerst de juridische overeenkomsten en verschillen tussen beide sanctiestelsels worden geschetst en zullen deze vervolgens worden samengevat in een schema.

Op dit moment bestaan er (gedurende de overgangsperiode waarin de OM-afdoening zal worden ingevoerd) naast elkaar de volgende onderling vergelijkbare handhavingsmodaliteiten:

Voorlopig – m.b.t. bepaalde delicten – nog wel even: de strafrechtelijke transactie, en als uitvloeisel daarvan: de zogeheten politietransactie. De politietransactie is mogelijk in geval van overtredingen die zijn vermeld in een daartoe (bij AMvB) opgestelde lijst, en voorts bepaalde misdrijven waar niet meer dan € 350.- boete op staat. De politietransactie wordt op den duur in haar geheel ‘getransplanteerd’ naar de Wet OM-afdoening in de vorm van een ‘politiestrafbeschikking’.

Daarnaast: de administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Op grond van de WAHV kan een bestuurlijke boete worden opgelegd bij lichte verkeersovertredingen waarbij geen letsel of schade is veroorzaakt.
Indien het verkeersvoorschriften betreft die strafbaar zijn gesteld bij of krachtens de gemeentewet, en die in het kader van de WAHV worden gehandhaafd door gemeentelijke BOA’s, is het mogelijk om op grond van art. 27a WAHV in aanmerking te komen voor een deel van de opbrengsten uit deze administratieve boetes, om daaruit deze aangestelde BOA’s te kunnen bekostigen.

In de derde plaats: de bestuurlijke boete in het kader van de ‘Wet Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare ruimte’.

In de vierde plaats de OM-afdoening.[2] De wet OM-afdoening wordt vanaf 2008 gefaseerd ingevoerd.[3] Er is begonnen met strafbeschikkingen door het OM voor rijden onder invloed (art. 8 WVW).[4] Op termijn zal ook de rest volgen.
In het kader van de wet OM-afdoening kunnen ook opsporingsambtenaren strafbeschikkingen uitvaardigen. Het betreft de zgn. politiestrafbeschikking, die – zoals we zo-even al zagen – in de plaats komt van de oude politietransactie en die daar ook sterk op lijkt. Eigenlijk is ‘politiestrafbeschikking’ niet het goede woord, omdat deze bevoegdheid niet alleen kan worden verleend aan de reguliere opsporingsambtenaren, de politie, maar ook aan buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s).

Voorts kunnen in het kader van de wet OM-afdoening ook lichamen en personen die zijn belast met een bestuurlijke taak (in feite dus bestuursorganen), onder bepaalde voorwaarden en a.h.w. namens het OM, een strafbeschikking uitvaardigen: de zgn. ‘bestuurlijke strafbeschikking’. De bestuurlijke strafbeschikking is met name bedoeld om decentrale overheden meer te betrekken bij de handhaving van regelgeving op het terrein van ‘kleine ergernissen’, zoals dat voorheen werd genoemd. Meer neutraal geformuleerd: de bestuurlijke strafbeschikking kan worden ingezet in geval van bepaalde APV-overtredingen en bepaalde overtredingen in het kader van de afvalstoffenverordening. (Waterschappen kunnen ook bestuurlijke strafbeschikkingen uitvaardigen, maar dat kan hier onbesproken blijven).
De verantwoordelijkheid en het beleid liggen, wat betreft deze bestuurlijke strafbeschikking, niet primair bij het OM, maar bij de gemeente, zij het onder toezicht van het OM. De uitvoering geschiedt feitelijk door BOA’s. Dat wil zeggen dat dezen in de praktijk de zgn. ‘aankondiging’ uitreiken bij het constateren van een overtreding. De inning (en de feitelijke uitvaardiging van de beschikking) geschiedt namens de gemeente door de CJIB.

Ten slotte kennen we nog de fiscale strafbeschikking, maar ook die kan in dit verband onbesproken blijven.

Tussenconclusie
Met name de sanctiestelsels ter bestrijding van overlast in de openbare ruimte op lokaal niveau verschillen onderling nauwelijks van elkaar. Gesteld kan worden dat de wetgever via verschillende wetgevingstrajecten min of meer bij hetzelfde resultaat is uitgekomen.
Hieronder zal blijken of en in hoeverre de varianten onderling nog wel verschillen, en of dat voldoende grond oplevert om te blijven vasthouden aan het bestaan van beide stelsels, of dat wellicht op de langere termijn zou moeten worden gestreefd naar het ineenschuiven van beide handhavingsstelsels.


De bestuurlijke strafbeschikking.

De mogelijkheid om een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen, is – als een soort bestuurlijke tegenhanger van de politiestrafbeschikking – in de Wet OM-afdoening opgenomen en geregeld.
Voor het ten uitvoer leggen van de ‘politiestrafbeschikking’ van art 257b Sv en haar bestuurlijke pendant: de ‘bestuurlijke strafbeschikking’ van art. 257ba Sv, is – in tegenstelling tot sommige andere sancties die in het kader van de OM-afdoening kunnen worden opgelegd – geen medewerking van de bestrafte nodig. De bestrafte hoeft voorts niet te worden gehoord, tenzij het een boete betreft van meer dan 2000,- (maar dat is hier niet aan de orde, want de maximale boete die mag worden opgelegd in het kader van de politiestrafbeschikking en de bestuurlijke strafbeschikking, bedraagt 340.-)

In geval van onwil of nalatigheid bij een opgelegde boete is verhaal mogelijk en kan evt. een gijzeling voor maximaal 1 week worden bevolen door de kantonrechter. Gewone dagvaarding is in dergelijke gevallen van weigerachtigheid overigens ook gewoon mogelijk.

Tegen de beschikking kan de verdachte in verzet gaan bij het desbetreffende parket. Dat beoordeelt vervolgens of het de beschikking zal intrekken of wijzigen. Als het OM de beschikking intrekt, is na de intrekking geen nieuwe beschikking en geen dagvaarding meer mogelijk (art. 257a Sv). Als het OM de beschikking niet intrekt, moet het verzet aanhangig worden gemaakt bij de Kantonrechter.

Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Er hoeft (in tegenstelling tot de bestuurlijke boete) geen zekerheid te worden gesteld.

Verzet moet worden gedaan binnen 14 dagen nadat de beschikking bij de bestrafte bekend is geworden. Echter, i.g.v. een boete van minder dan 340.- (dat zijn ook de boetes die kunnen worden opgelegd in het kader van een bestuurlijke strafbeschikking) ter zake van een strafbaar feit dat minder dan 4 maanden voorafgaand aan de strafbeschikking is gepleegd, kan verzet worden gedaan tot uiterlijk 6 weken na de toezending (ongeacht of de bestrafte daarvan kennis heeft genomen). Dus als men voorafgaand aan een lange vakantie vermoedt een strafbaar feit te hebben gepleegd dat in aanmerking komt voor een bestuurlijke strafbeschikking, dan doet men er verstandig aan zijn post te laten nasturen om bij terugkomst niet voor een onherroepelijke verrassing te komen te staan.

In art. 257ba Sv is de bevoegdheid om een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen toegekend aan de bij AMvB aan te wijzen personen of lichamen die met een publieke taak zijn belast. In dezelfde AMvB worden de grenzen die daarbij in acht moeten worden genomen, vastgesteld. De desbetreffende personen en diensten zijn bij het uitoefenen van deze bevoegdheid onderworpen aan het toezicht en de richtlijnen van het College van P-G’s, welke richtlijnen dienen te worden opgesteld na uitdrukkelijk overleg met de desbetreffende  personen en diensten, dan wel de organen die deze lichamen vertegenwoordigen.
Formeel is er dus toezicht, maar materieel heeft het gemeentebestuur grote invloed op de wijze waarop dat toezicht wordt ingevuld.

In de hierboven besproken AMvB is een zgn. positieve lijst opgesteld van delicten die in aanmerking komen voor een bestuurlijke strafbeschikking. Die lijst kan overigens later nog worden aangevuld.

Op grond van de lijst is het vanaf 2009 mogelijk bestuurlijke strafbeschikkingen uit te vaardigen ter zake van dezelfde overtredingen van de APV die ook bestuursrechtelijk kunnen worden afgedaan. Ook de boetebedragen zijn dezelfde, evenals het maximum dat daarbij geldt: €340.-.
Voor de bestuurlijke strafbeschikking geldt dus – zoals dat heet – hetzelfde ‘feitenbereik’ als voor de bestuurlijke boete: globaal gesproken het feitenbereik van de (AMvB o.g.v. de) wet ‘Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte’ en bepaalde feiten uit de afvalstoffenverordening.

Tegelijkertijd treedt de ‘verruimde vergoedingsregeling’ in werking (zie art. 576a Sv, dat overeenkomt met art. 27a WAHV). De vergoedingsregeling is overigens niet exclusief gekoppeld aan de bestuurlijke strafbeschikking). De vergoeding voor een proces-verbaal dat door een gemeentelijke BOA is uitgeschreven, wordt verhoogd van €15.- naar €40.-. De vergoeding voor uitgeschreven beschikkingen voor fout parkeren van €7.50 naar €25,- per beschikking. Daarmee wordt beoogd te bewerkstelligen dat het financiële argument dat bestuurlijke boetes de gemeente wel inkomsten opleveren, en bestuurlijke strafbeschikkingen niet, niet meer opgaat.

De bevoegdheid om bestuurlijke strafbeschikkingen uit te vaardigen, berust bij lichamen met een publieke taak belast, maar de uitvoering wordt in de praktijk opgedragen aan gemeentelijke BOA’s. Zij reiken bij een vaststelling van een overtreding een zgn. ‘aankondiging’ uit.

In geval van een bestuurlijke strafbeschikking, waarbij een boete wordt opgelegd van maximaal 340.-, hoeft – zo zagen we – de verdachte niet te worden gehoord. Als de verdachte toch wordt verhoord, is art. 29 Sv van toepassing. In dat geval kan de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht en zal de verdachte daar ook op gewezen moeten worden.

De feitelijke tenuitvoerlegging geschiedt namens de gemeente door het CJIB. Dat stuurt de strafbeschikking naar de verdachte.

De beschikking moet de volgende gegevens bevatten:
naam en adres van de verdachte, de omschrijving van het feit, zowel in ‘feitelijke zin’ als in ‘kwalificatieve’ zin (dus op welk strafbaar feit wordt gedoeld), de opgelegde boete, de datum waarop de beschikking is uitgevaardigd, de wijze waarop de verdachte in verzet kan gaan, en de wijze van tenuitvoerlegging (dat alles is te vinden in art. 257a-3 Sv).

Het feit dat een bestuurlijke strafbeschikking is uitgevaardigd, wordt – i.t.t. de vergelijkbare bestuurlijke boete – opgenomen in de justitiële documentatie in geval van overtredingen met een boete van meer dan € 100.- (en misdrijven, maar die zijn hier niet aan de orde).


De bestuurlijke boete

De regeling met betrekking tot de ‘bestuurlijke boete ter bestrijding van overlast in de openbare ruimte’ is te vinden in de ‘Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte’ (van 20 december 2007, in werking getreden op 1 januari 2009) en de daarop gestoelde wijziging van de gemeentewet: art. 154b e.v. Gemeentewet.

Wat betreft het feitenbereik kunnen bestuurlijke boetes worden opgelegd ter zake van de overtredingen van voorschriften van de APV die leiden tot overlast in de openbare ruimte, en die op grond van art. 154 Gemeentewet (GemW) strafbaar zijn gesteld, behalve de overtredingen die daarvan zijn uitgezonderd bij AMvB. Het betreft (i.t.t. de vergelijkbare ‘bestuurlijke strafbeschikking’) dus een ‘negatieve lijst’ (art. 2 AMvB).

Daarnaast is in de AMvB een positieve lijst opgenomen van overtredingen van voorschriften uit de afvalstoffenverordening die voor een bestuurlijke boete in aanmerking komen (art. 3 AMvB). Zie art. 154-1, onder a en b GemW.

De raad kan bij verordening bepalen dat wordt gekozen voor de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen met betrekking tot de hier bedoelde overtredingen. In deze verordening geeft de raad tevens aan welke overtredingen van de APV zullen worden afgedaan met een bestuurlijke boete, mits ze natuurlijk niet bij AMvB zijn uitgezonderd in de ‘negatieve lijst’.

De bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen, wordt uitgeoefend door B&W. Echter, als het de handhaving betreft van regels die aan de Burgemeester is opgedragen, berust de bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen bij de Burgemeester (art. 154-4 GemW).

De feitelijke uitvoering kan slechts worden opgedragen aan toezichthouders die tevens BOA zijn, of liever gezegd aan beëdigde BOA’s die in de gemeentelijke verordening tevens zijn aangewezen als toezichthouders.

Bij AMvB kunnen nadere eisen worden gesteld aan deze ondergeschikten (art. 154-5 GemW). 

Deze toezichthouders/BOA’s reiken in de praktijk de ‘aankondiging’ uit bij het constateren van een overtreding.

In het driehoeksoverleg vindt afstemming plaats over de inzet en de werkwijze van enerzijds deze ondergeschikten en anderzijds de reguliere politie, die immers gewoon - naast de BOA’s - de APV strafrechtelijk mag handhaven (voorlopig nog even d.m.v. een politietransactie, maar daarnaast ook d.m.v. een beschikking - of een aankondiging daarvan - in het kader van de WAHV en/of door middel van een politiestrafbeschikking). Het is dus van het grootste belang dat de reguliere politie en de toezichthouders/BOA’s elkaar niet te zeer in de wielen rijden.

De toezichthouder/BOA is overigens tevens BOA voor de algemene (uitgebreide) wet op de identificatieplicht. In die hoedanigheid mag hij dus proces verbaal opmaken als hij een overtreding van deze wet constateert, en mag hij de verdachte die op verzoek geen identiteitskaart kan tonen, ook naar het politiebureau vervoeren ter nadere identificatie.

Ook in het kader van de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen is het niet verplicht de betrokkene vooraf te horen, omdat het een financiële beschikking betreft die in bezwaar of beroep weer ongedaan kan worden gemaakt (dat vloeit voort uit art. 4:12 Awb).
Echter, als de betrokkene die wordt verdacht van een overtreding, wel aan de tand wordt gevoeld, heeft dat consequenties. In dat geval is er sprake van een ‘criminal charge’, zodat bepaalde fundamentele strafrechtelijke regels van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld het zwijgrecht. Art. 154d voorziet daarin. De betrokkene moet in dat geval de cautie worden gegeven en is niet verplicht te antwoorden. Vergelijk in deze ook de bestuurlijke strafbeschikking.

In art. 154c lid 2 GemW wordt opgesomd wat er allemaal in de door de BOA uit te reiken aankondiging moet komen te staan: de naam van de overtreder, de overtreding en het voorschrift dat is overtreden, de aanduiding van de plaats waar, en tijdstip waarop de overtreding is vastgesteld; de hoogte van de boete en het bestuursorgaan dat de boete zal opleggen. Ook dat vertoont grote gelijkenis met de bestuurlijke strafbeschikking.

Art. 154e GemW sluit de mogelijkheid uit om een bestuurlijke boete op te leggen in geval er sprake is van een schulduitsluitingsgrond (dus als de overtreding de overtreder niet kan worden verweten) of van een rechtvaardigingsgrond (waarmee de wederrechtelijkheid van de overtreding wordt opgeheven). Hiermee wordt dus aangehaakt bij de strafuitsluitingsgronden uit het strafrecht.

In art. 154g en 154h GemW wordt recht gedaan aan een ander belangrijk strafrechtelijk beginsel: het ne bis in idem-beginsel (in dit verband ook wel una-via-beginsel genoemd). Het opleggen van een bestuurlijke boete is niet meer mogelijk ter zake van dezelfde gedraging indien:
a)      Er reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd;
b)      Er reeds een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen;
c)      Er reeds aan de voorwaarden van een transactie is voldaan, waarmee het recht op strafvervolging is vervallen.

Andersom vervalt het recht tot strafvervolging als het bestuur vanwege dezelfde gedraging een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Art. 154b lid 9, 154f lid 1 en 154i lid 1 GemW hebben betrekking op andere gevallen waarin het recht om een bestuurlijke boete op te leggen, vervalt. Dat zijn:
a) het overlijden van de overtreder; b) de leeftijd van de overtreder (als de overtreder jonger is dan 12 jaar mag geen bestuurlijke boete worden opgelegd); c) als de overtreding is verjaard (dat is het geval als er drie jaar zijn verstreken nadat de overtreding heeft plaatsgevonden).

Op grond van art. 154 lid 1, 3 en 4 GemW moet de bestuurlijke boete binnen 8 weken na de constatering van de overtreding bij gedagtekende beschikking worden gezonden naar het adres dat de overtreder heeft opgegeven, en, indien daar onbestelbaar, naar het evt. daarvan afwijkende GBA-adres. Als het ook daar onbestelbaar blijkt, wordt de betrokkene geacht op de hoogte te zijn van de beschikking. De beschikking vermeldt de wijze waarop de betaling moet geschieden en de dag waarop de bestuurlijke boete uiterlijk moet zijn voldaan.

Er zijn verschillende boetecategorieën, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij AMvB. De boete bedraagt voor natuurlijke personen maximaal 340,- en voor rechtspersonen maximaal € 2250.-  (art. 154b-7 GemW).
Ook hier geldt – evenals o.g.v. de WAHV – dat bij overtreders jonger dan 16 jaar de boete wordt gehalveerd (art. 154b-9 GemW).

In art. 154j GemW wordt geregeld dat de overtreder desgewenst de gegevens kan inzien (en daarvan kopieën kan maken) waarop het opleggen van de boete, dan wel het voornemen daartoe, berust.

De boete dient te worden betaald binnen 6 weken na het onherroepelijk worden van de beschikking (art. 154l GemW).

Invordering vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de invordering van gemeentelijke belastingen, met dit verschil, dat geen kwijtschelding plaatsvindt wegens onvermogen, en voorts dat de bevoegdheid tot invordering verjaart na twee jaar nadat de boete onherroepelijk is geworden (art. 154m GemW).

Tegen de beschikking kan bezwaar worden aangetekend bij de gemeente zelf, conform de Awb.

Daarnaast kan de betrokkene beroep instellen bij de rechtbank (dat is in dit geval de kantonrechter). Hoofdstuk 8 Awb is daarbij niet van toepassing. In plaats daarvan zijn de artikelen 6 lid 2, art. 10 en 12 t/m 20d WAHV van overeenkomstige toepassing verklaard in art. 154k. Dat wil o.m. zeggen dat bij boetes hoger dan 70.- hoger beroep mogelijk is bij het Gerechtshof Leeuwarden.

De behandeling van het beroep bij de kantonrechter vindt plaats binnen 6 weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie ter hoogte van de opgelegde boete. (Dus hier geldt, i.t.t. tot de bestuurlijke strafbeschikking, wel het vereiste van zekerheidsstelling). De kantonrechter kan zonder zekerheidsstelling het beroep niet-ontvankelijk verklaren, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.(154n )

Tot slot de belangrijkste verschillen en overeenkomsten nog eens in schema.


Bestuurlijke boete (B) vs. bestuurlijke strafbeschikking (S):

Gezagsverhouding:
B:
OM op afstand; gemeente zelf verantwoordelijk (wel overleg, o.a. ‘driehoek’)
S:
OM (soms) iets meer direct betrokken, met name in juridisch-technische zin. Voorts toezicht OM door middel van richtlijnen College P-G’s

Wijze van uitreiking beschikking
B:
Binnen 8 weken na constatering: gedagtekende beschikking toegezonden aan opgegeven verblijfplaats (of – i.g.v. onbestelbaar – GBA-adres)
S:
Uitreiking in persoon of afschrift naar GBA-adres (of andere opgegeven woon- of verblijfplaats): z.s.m.

Rechtsmiddel:
B:
Bezwaar en beroep (gemeentelijke commissie, respectievelijk kantonrechter (Ktr))
S:
Verzet (bij OM, dat het verzet vervolgens aanhangig maakt bij de Ktr als het niet zelf de beschikking intrekt of wijzigt. Gevallen van verzet worden centraal afgewikkeld door de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie: CVOM)

Termijn
B:
Termijn voor bezwaar of beroepschrift: 6 weken (art. 6:7 Awb)
S:
Termijn voor verzet: in beginsel binnen twee weken nadat de beschikking de bestrafte bekend is geworden, maar in bepaalde gevallen uiterlijk 6 weken na toezending.

Termijn behandeling bezwaar of beroep resp. verzet
B:
Binnen 6 weken na zekerheidsstelling
S:
Zo spoedig mogelijk na het verzet (oproepingstermijn: minimaal 10 dagen tussen het oproepen ter zitting en de dag waarop het verzet op de terechtzitting wordt behandeld)

Zekerheidsstelling (bij bezwaar/beroep respectievelijk verzet):
B:
Wel
S:        
Niet

Hoger beroep
B:       
Hoger beroep mogelijk bij het Gerechtshof Leeuwarden i.g.v. boete hoger dan 70.-
S:
Regulier hoger beroep en cassatie mogelijk (na veroordeling na verzet).

Behandeling in beroep, resp. na verzet
B:
Indien de bestuurlijke boete na een evt. bezwaarschrift niet wordt ingetrokken: procedure voor de Kantonrechter (in de hoedanigheid van bestuursrechter); deze beoordeelt in beroep vooral de totstandkoming, en (tegenwoordig ook ‘inhoudelijk’) de hoogte, van de boete aan de hand van de ABBB.
S:
Indien het OM na verzet de strafbeschikking niet intrekt (of wijzigt): procedure voor de Kantonrechter (als strafrechter) conform de gewone procedure van titel XI, XII, XIII Boek 2 Wetboek van Strafvordering.

De termijn waarbinnen de tenuitvoerlegging plaatsvindt:
B:
Boete te betalen binnen 6 weken na het onherroepelijk worden van de beschikking.
S:
Binnen 14 dagen na toezending van de beschikking
(Het is mogelijk dat de bestrafte door het begin van de t.u.l. voor het eerst op de hoogte raakt van de bestuurlijke strafbeschikking. Hij kan dan binnen 14 dagen in verzet gaan. Het verzet schorst de t.u.l.).
                                   
Wijze van executie
B:
Conform de wettelijke bepalingen inzake de invordering van gemeentelijke belastingen (maar geen kwijtschelding bij onvermogen; voorts: verjaring invorderingsbevoegdheid na twee jaar)
S:
Na aanmaning (en evt. verhoging van het te betalen bedrag) kan de bestrafte met machtiging van de Kantonrechter gedurende een week worden gegijzeld (komt niet in de plaats van de sanctie) en eventueel alsnog worden gedagvaard. Voorts: de normale verhaalsmogelijkheden.

De feitelijke inning van de boetes:
B:
Door het gemeentebestuur
S:
Door het CJIB

Vergoeding kosten gemeente
B:
Boa’s etc. te bekostigen uit de opbrengsten van de boetes
S:
Bekostiging BOA’s etc. uit vergoedingen o.g.v. de ‘vergoedingsregeling’.

Strafblad (aantekening in de Justitiële Registers):
B:
Geen aantekening strafblad.
S:
Soms wel (i.g.v. boete boven de 100.-).

Normenstelsel
B:
Gemeentewet (zoals aangevuld o.g.v. de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte) en de Awb
S:
Wetboek van Strafvordering



Overeenkomsten tussen de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking o.a.:

Gemeentelijke bestuursorganen in beide gevallen rechtstreeks betrokken bij de handhaving (OM meer of minder op afstand);

Feitenbereik vergelijkbaar;

Feitelijke uitvoering in beide gevallen door (gemeentelijke) BOA’s (tevens toezichthouders);

Boetebedragen vergelijkbaar (max. 340.-);

I.g.v. bestuurlijke boete: bezwaar en beroep mogelijk.
I.g.v. bestuurlijke strafbeschikking: alleen verzet mogelijk. Echter, in verzet lijkt zowel bezwaar als beroep besloten te liggen: het OM kan zelf beslissen de strafbeschikking in te trekken of te wijzigen. Zo niet, dan wordt het verzet (als een soort beroep) voorgelegd aan de rechter.

In beide gevallen schorst het bezwaar/beroep (art. 154i-2 Gem.w) resp. het verzet (art. 257g-2 Sv) de tenuitvoerlegging totdat onherroepelijk op het bezwaar/beroep


[1] Staatsblad 2008 nr. 44, d.d. 20 december 2007.
[2] De Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (Stb. 2006, 330)
[3] Besluit van 21 december 2007, Stb. 2008, 4.
[4] Aanwijzing OM-afdoening (Stcrt. 2008, 19, p. 22). Daaruit blijkt dat het openbaar ministerie begint met deze verkeersdelicten met strafbeschikkingen af te doen in een tweetal arrondissementen (Amsterdam en Den Bosch). Aanvankelijk was het overigens de bedoeling dat ook art. 30 Wet aansprakelijkheid Motorrijtuigen (onverzekerde motorrijtuigen) al zou worden gehandhaafd d.m.v. bestuurlijke strafbeschikkingen, maar daar is het OM op aandrang van het CJIB van af gestapt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten