Of: het OM dagvaardt de verdachte om voor de rechtbank te verschijnen om te worden berecht).
Maar tegenwoordig wordt ook het uitvaardigen van een strafbeschikking (OM-afdoening) tot de vervolgingshandelingen gerekend
Twee beslismomenten met
betrekking tot de vervolgingsbeslissingen:
a.
Er heeft een opsporingsonderzoek
plaatsgevonden en de verdachte is/wordt nog niet vervolgd (de rechter is nog
niet in de zaak is betrokken).
art. 167 Sv:
Het OM kan dan beslissen de rechter in de zaak te betrekken (bijv. d.m.v. een
vordering voorlopige hechtenis of een dagvaarding) of een strafbeschikking uit
te vaardigen.
Een ‘rauwelijkse’ dagvaarding (of strafbeschikking), direct in aansluiting
op het opsporingsonderzoek, is dus ook mogelijk.
Het OM kan ook afzien van vervolging. Dat hoeft niet expliciet aan de
verdachte te worden meegedeeld.
b.
De verdachte wordt al vervolgd
(bijvoorbeeld er is sprake van een voorlopige hechtenis of de
Rechter-Commissaris heeft onderzoek verricht op vordering van het OM):
Titel IV Tweede Boek: art. 242 e.v.
Sv:
Als het OM besluit verder te vervolgen, dient het OM daar ‘zo spoedig
mogelijk’ toe over te gaan (art. 242-1
Sv).
Van verdere vervolging kan ook worden afgezien (art. 242-2 Sv).
Art. 243 Sv:
De beslissing om van verdere vervolging af te zien (het zgn. sepot,) dient ‘onverwijld
schriftelijk aan de verdachte te worden medegedeeld/betekend’ (de zgn. ‘kennisgeving
van niet verdere vervolging’: KNVV).
Zie in dit verband voorts:
Art. 255 Sv:
Na een KNVV is de zaak beëindigd, tenzij nieuwe bezwaren bekend worden (en behoudens art. 12i Sv: beklag van de belanghebbende bij het Hof);
Na een KNVV is de zaak beëindigd, tenzij nieuwe bezwaren bekend worden (en behoudens art. 12i Sv: beklag van de belanghebbende bij het Hof);
Art. 243 lid 5 Sv:
Er is bewilliging van het Hof vereist voor niet verdere vervolging na een bevel o.g.v. art 12 e.v. Sv;
Art. 243 lid 4 Sv:
In geval van vervolging wegens een misdrijf wordt de KNVV tevens schriftelijk meegedeeld aan de (bekende) rechtstreeks belanghebbenden (o.a. met het oog op het beklagrecht van art. 12 e.v. Sv).
Er is bewilliging van het Hof vereist voor niet verdere vervolging na een bevel o.g.v. art 12 e.v. Sv;
Art. 243 lid 4 Sv:
In geval van vervolging wegens een misdrijf wordt de KNVV tevens schriftelijk meegedeeld aan de (bekende) rechtstreeks belanghebbenden (o.a. met het oog op het beklagrecht van art. 12 e.v. Sv).
Sepot-gronden
a.
Gronden voor technische sepots (haalbaarheidsgronden):
b.
Gronden voor beleidssepots (opportuniteitsgronden): d.w.z. gronden die
o.a. samenhangen met:
maatregelen door anderen genomen of te nemen (bijv. tuchtrechtelijke
bestraffing);
de algemene rechtsorde (bijv. wetswijziging op komst; staatsveiligheid in
het geding);
het gepleegde feit (bijv. gering feit);
de persoon van de verdachte (bijv. gevorderde leeftijd of juist jonge
leeftijd);
de verhouding tussen de verdachte en het slachtoffer (bijv. de schade
vergoed).
Het OM kan ook voorwaardelijk
seponeren. Zie:
1.
Het in de wet geregelde voorwaardelijk sepot van art. 167-2 Sv.
2.
Het (niet meer wettelijk geregelde) voorwaardelijke sepot als er al
vervolgingshandelingen zijn verricht.
De voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk sepot worden ontleend
aan art. 14c Sr (m.u.v. vrijheidsbenemende voorwaarden).
Rechtsbescherming in het kader
van de vervolging
2 kanten aan de zaak:
A.
Het belang van de verdachte om
NIET (verder) te worden vervolgd (immers, de 'zweepslag van het recht' (de 'strepitus fori') kan diepe wonden slaan, ook al blijkt de verdachte achteraf onschuldig te zijn).
Daartoe kan de verdachte bijv. een bezwaarschrift indienen tegen de
dagvaarding (art. 262).
Ook kan de verdachte (als de vervolging kennelijk niet wordt voortgezet) de
rechtbank vragen om een verklaring dat de zaak is beëindigd.
De verklaring van art. 36 Sv kan door de rechtbank ook worden afgegeven op voordracht
van de R-C (in het kader van het waken
tegen nodeloze vertraging van het opsporingsonderzoek door de R-C in de zin van art. 180 Sv)
B.
Het belang van de ‘rechtstreeks
belanghebbende’ dat de verdachte WEL wordt vervolgd.
Daartoe dient de zgn. art. 12-procedure (beklagprocedure). Zie m.n. 12-i Sv.
(Het moet wel gaan om een ‘specifiek’ – dus niet abstract – belang, dat
‘objectief bepaalbaar’ is, en dat ‘redelijk is’. Dat geldt ook voor rechtspersonen
(af te leiden uit hun statuten/doelstellingen. Zie 12-2 Sv).
Uit deze beide belangen vloeien wederzijds
grenzen voort wat betreft de mogelijkheid om (opnieuw) de rechter in te
schakelen. Vgl. bijvoorbeeld:
Na een beschikking dat de zaak is geëindigd (art. 36) en ook na een eventuele
buitenvervolgingstelling naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen de
dagvaarding (art. 262 Sv), is in beginsel geen vervolging en ook geen beklag ex art. 12 e.v. (: 12L)
meer mogelijk (tenzij in geval van. nieuwe bezwaren. Vgl. art 255-1)
Ook na een ‘kennisgeving van niet verdere vervolging’ is (behoudens nieuwe
bezwaren) geen vervolging meer mogelijk, behalve na een bevel van het Hof naar
aanleiding van een beklag van een belanghebbende binnen 3 maanden nadat de KNVV
aan de belanghebbende bekend is geworden: zie voor de 3 maanden-termijn: art.
12 L-2 Sv
Na een bevel van het Hof om alsnog te vervolgen (art 12i) kan het OM in
beginsel niet meer afzien van verdere vervolging (tenzij – i.g.v. nieuwe feiten
of omstandigheden – het Hof is ingeschakeld voor ‘bewilliging’ in een KNVV:
art. 243 lid 5 Sv).
De art. 12 procedure
Wanneer is er sprake van een ‘rechtstreeks
belanghebbende’ in de zin van art. 12 Sv?
Als deze door de niet (verdere) vervolging van de verdachte is getroffen
in:
- een bijzonder belang
- dat objectief bepaalbaar is
- en dat redelijk is.
Dat kan in bepaalde gevallen ook de verdachte zelf zijn.
Voorts kunnen rechtspersonen die – gegeven hun doelstelling – een belang behartigen dat door niet-vervolging rechtstreeks wordt getroffen, als ‘rechtstreeks belanghebbende' worden aangemerkt.
Voorts kunnen rechtspersonen die – gegeven hun doelstelling – een belang behartigen dat door niet-vervolging rechtstreeks wordt getroffen, als ‘rechtstreeks belanghebbende' worden aangemerkt.
Enkele andere aandachtspunten:
Er is geen wettelijke termijn gesteld aan het beklagrecht.
Echter, in geval van een strafbeschikking of een KNVV moet het beklag
worden gedaan binnen 3 mnd. nadat de strafbeschikking, resp. de KNVV, (kort
gezegd) aan de belanghebbende bekend is geworden (art. 12k-1 en 12L-2).
Indien de strafbeschikking niet volledig ten uitvoer wordt gelegd, is ook
na deze termijn nog beklag mogelijk (12k-2)
Het hof toetst vol, zowel wat
betreft de haalbaarheid, als wat
betreft de opportuniteit van de
vervolging (dat brengt onder meer met zich mee dat het Hof het OM kan bevelen
de vervolging toe te snijden op een andere delictsomschrijving dan waarvoor het
OM heeft gekozen).
Er is geen beklag mogelijk inzake strafbare feiten waarvoor de verdachte
(door de rechter) buiten vervolging is gesteld of indien hem een beschikking is
betekend waarin is verklaard dat de zaak is geëindigd (art. 12L-1; zie ook art.
262 jo 255-1 en art. 36 Sv)
Nadat het Hof (verdere) vervolging heeft bevolen, is er voor de verdachte
geen (cassatie)beroep mogelijk (zie art. 445 Sv).
Tot slot:
De OM-afdoening (het
uitvaardigen van een strafbeschikking) is eveneens een (zij het bijzondere)
vervolgingsbeslissing. Zie daarvoor elders op deze site.
Zie voor enkele gewijzigde en/of nieuwe wetsartikelen m.b.t. de rol van de Rechter-Commissaris in het vooronderzoek (op grond van de wet ‘Versterking positie Rechter-Commissaris’) eveneens elders op deze site. Het betreft o.a.:
Art. 180 Sv: voortgangscontrole van de R-C
met betrekking tot het opsporingsonderzoek (de R-C kan in dat verband aan het OM o.a. een termijn
stellen voor het afronden opsporingsonderzoek of zaak ter beëindiging
voorleggen aan de Rb op grond van art. 36 Sv);
Art. 181 Sv: onderzoek door de R-C
op vordering van het OM;
Art. 182 Sv: onderzoek door de R-C
op verzoek van de verdachte;
Art. 185 Sv: regiebijeenkomst door
de R-C.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten